Hoe common sense is gezond verstand?

Het is een kritiek die ik wel vaker hoor, en die ik graag op mij neem. Recent, in een commentaar op een column in het Boeddhistisch Dagblad, formuleerde iemand het als: ‘gaan de inzichten van de Boeddha nou werkelijk niet dieper dan gewoon gezond verstand?’  Dat alles vergankelijk is dat weet iedereen met een beetje levenservaring toch. Maar in de Palicanon plaatst de Boeddha dat in de context van wedergeboorte. Is dat dan niet meer dan een culturele saus? Het is een discussie die het westerse boeddhisme blijft achtervolgen.

Het is een kritiek die ik wel vaker hoor, en die ik graag op mij neem. Recent, in een commentaar op een column het Boeddhistisch Dagblad, formuleerde iemand het als: ‘gaan de inzichten van de Boeddha nou werkelijk niet dieper dan gewoon gezond verstand?’ In de Palicanon plaatst de Boeddha ze toch in de context van wedergeboorte. Is dat dan niet meer dan een culturele saus? Het is een discussie die het westerse boeddhisme blijft achtervolgen.

Maar als gezond verstand niet volstaat, wat hebben we dan wel nodig? Ongezond verstand? Nu wordt de uitdrukking ‘gezond verstand’ in het Nederlands meestal niet letterlijk gebruikt maar eerder in de betekenis van het het Engelse ‘common sense’.

Het probleem met dat laatste is dat common sense niet automatisch healthy sense is. De uitdrukking common sense differentieert niet tussen common sense en common nonsense. Kijk maar naar het politieke en maatschappelijk debat. Hoe extremer het standpunt hoe heftiger het als gezond verstand en common sense wordt voorgesteld. Hoed u voor politici die zich beroepen op gezond verstand.

De Boeddha van de Palicanon is in mijn ogen de kampioen van het gezond verstand, in zijn meest letterlijke betekenis. Om aan de talloze bloemlezingen te ontsnappen, die telkens toch weer de voorkeuren van de samensteller weerspiegelen, heb ik ooit de Majjhima Nikaya van voor naar achter gelezen. Ik was benieuwd wat ik allemaal zou aantreffen, ook over thema’s als wedergeboorte.

Een tekst die ik nooit in een bloemlezing gevonden had, is een sutra met als titel ‘Fantastische en verbazingwekkende kwaliteiten’ (MN 123). De tekst doet zijn naam eer aan. Ananda is aan het woord en hij vertelt tegen zijn medemonniken met verve over alle fantastische en verbazingwekkende kwaliteiten van de Boeddha. Op een bepaald ogenblik komt de Boeddha erbij zitten en Ananda valt stil maar de Boeddha zegt: ‘Vertel gerust verder, Ananda’.

Ananda is nu helemaal op dreef. Hij vertelt hoe de Boeddha in een vorig leven in de Tusita hemel verbleef, hoe hij vergezeld door vier deva’s afdaalde in de moederschoot om op aarde herboren te worden, hoe hij bij zijn geboorte smetteloos schoon en glanzend was, zonder een spoor van bloed of slijm, hoe de pasgeboren baby meteen rechtop stond en sprak... De Boeddha laat Ananda uitspreken, maar als hij aan het einde van zijn verhaal gekomen is, zegt de Boeddha: ‘Ananda, je bent nog iets fantastisch en verbazingwekkend vergeten: wanneer bij de Boeddha een gedachte opkomt weet hij wanneer die opkomt, wanneer ze blijft, wanneer ze weer verdwijnt en wanneer bij de Boeddha een gevoel opkomt weet hij wanneer het opkomt, wanneer het blijft, wanneer het weer verdwijnt. Ook dat is een fantastische en verbazingwekkende kwaliteit van de Boeddha.’

Ik hou van die subtiele humor van de Boeddha. Nadat een massieve dosis Indische mythologie de revue gepasseerd is, zet hij Ananda vriendelijk op zijn plaats, en wel met iets wat wij in deze tijd de meest basale mindfulnessinstructie zouden noemen.

We zien dat vaak in de Palicanon. De Boeddha spreekt zijn toehoorder niet direct tegen maar sluit aan bij diens verhaal en breng hem dan terug bij simpel gezond verstand.

In een ander verhaal (MN 99) vraagt een jonge brahmaan aan de Boeddha of hij de weg kent naar het verblijven bij de goden. Dat was het te bereiken doel voor een brahmaan. Door hun goede karma uit vorige levens waren ze in de kaste van de brahmanen geboren. De volgende stap was de wereld van de goden.

‘Jazeker’, antwoordt de Boeddha, ‘Dat is niet moeilijker dan de weg van hier naar het dichtstbijzijnde dorp’. De verbaasde jongeman wil natuurlijk alles weten. ‘Wanneer je je geest en hart bevrijdt van haat en boosaardigheid, straal je liefde, mededogen, medevreugde en gelijkmoedigheid uit. Dat is de weg naar het verblijven bij de goden’ legt de Boeddha hem uit.

Het is hetzelfde procédé. De Boeddha sluit aan bij het wereldbeeld van zijn toehoorder om hem dan met zijn twee voeten op de grond te zetten. Je ziet de Boeddha voortdurend op een meestal heel vriendelijke manier de common (non)sense van zijn tijdgenoten ondergraven om ze bij een basaal gezond verstand te brengen.

Het is maar zelden dat hij zijn gesprekspartner frontaal tegenspreekt, en dan nog. Een voorbeeld waar hij wat forser uithaalt, is waar hij Jain asceten aan zware en pijnlijke zelfkastijding ziet doen (MN 14). Hij vraagt hen waarom ze dat doen. Ze vertellen hem dat hun leraar hun leert dat ze slecht karma uit vorige levens moet inlossen door zelfkastijding. Hij vraagt hen of ze weten welke daden ze dan in te lossen hebben en hoe ver ze al staan. Daarop moeten ze het antwoord schuldig blijven. De Boeddha concludeert: ‘Als jullie nu zo moeten lijden dan moeten jullie in vorige levens op zijn minst toch allemaal moordenaars geweest zijn, jullie handen met bloed besmeurd. En waaraan heeft de Boeddha het dan verdiend om zo gelukkig te zijn?’

Het is niet anders in het latere boeddhisme, ook al is de literaire stijl verschillend. Als je de Lotus Sutra leest kom je in een totaal andere wereld terecht. Alle gezond verstand en common sense lijken hier zoek. Het is een genre dat wij in onze woorden zouden aanduiden als fantasy. De aarde beeft, lichtstralen verlichten het universum van de diepste hellen tot de hoogste hemelen, er rijst een kilometers brede en hoge toren uit de grond omhoog … Ananda’s fantastische en verbazingwekkende kwaliteiten verbleken hierbij. Maar voor het India van die tijd was dit een bekend genre.

In het Indische wereldbeeld kom het erop aan om te ontsnappen aan samsara, aan deze wereld van lijden en dood. Maar als je de Lotus Sutra gaat lezen merk je dat alle verhaallijnen náár de wereld toe bewegen. De toehoorders proberen niet aan deze wereld te ontsnappen. Integendeel, bodhisattva’s uit fantastische buitenaardse werelden komen uitgerekend naar hier om deze Boeddha te horen. En als ze de Boeddha aanbieden om in deze wereld te blijven om zijn onderricht verder te zetten, zegt de Boeddha dat dat niet nodig is omdat er hier genoeg bodhisattva’s zijn, en op dat ogenblik rijzen talloze bodhisattva’s uit de grond omhoog. De Lotus Sutra is geschreven in een stijl die bij uitstek geschikt is voor een escapistisch verhaal. In schril contrast daarmee gaat hij radicaal de andere weg op en spreekt zo de common (non)sense van zijn tijd tegen.

Het hele boeddhisme is hiervan doordrongen. De voorbeelden zijn talloos. In zen is er de bekende one-liner van Mazu: ‘Ordinary mind is the Dao’. Je zou het Chinees voor ordinary mind gerust kunnen vertalen door common sense of gezond verstand. Of Thich Nhat Hanh die zegt: ‘The miracle is to walk on earth’. Of de Dalai Lama die zegt: ‘Kindness is my religion.’ Niet dat hij de veelkleurigheid en de rijkdom van de hele Tibetaanse boeddhisme afwijst, maar uiteindelijk komt het in alle nuchterheid neer op kindness.

Is het alleen maar gezond verstand? Ja dus, volmondig. Dat is de wijsheid en de kindness van de inzichten van de Boeddha.

Onze common nonsense is de waan dat we gelukkig gaan zijn door iets te bereiken. We kennen het allemaal: ‘Als ik ... (vul in voor jezelf) … dan zal ik gelukkig zijn.’ Het is nooit gebeurd. We zijn wel iedere keer eventjes blij geweest, tot we weer het volgende wilden bereiken.

Bereiken is belangrijk. Daar valt niets tegen in te brengen. Het doet ons overleven, althans een poosje toch. Maar het wordt een bron van lijden als het verlangen om te bereiken alles gaat overheersen en bepalen.

We kunnen verlangen naar het bereiken van materiële of emotionele doelen. We kunnen het bereiken in onze spirituele praktijk invoeren. En we kunnen zelfs het doel van ons bereiken buiten dit leven leggen. Tenslotte gaat het over overleven. Als we nu eens de dood konden overleven. Afhankelijk van ons wereldbeeld kunnen we dan verlangen om naar de hemel te gaan of in een betere wereld herboren te worden. Maar zoals de Boeddha altijd weer herhaalt. Geluk zit niet in het bereiken maar in het vrij zijn van begeerte en haat. Dát is het ‘verblijven bij de goden’.

Hoe common sense is dit gezond verstand? De titel van een van mijn boeken is ‘Iedereen Weet’. Ergens weten we dit. Dit weten zit even goed in onze natuur als ons verlangen om te overleven. En tegelijkertijd hebben we de woorden van de Boeddha nodig om er telkens weer aan herinnerd te worden.

En als onze wereld iets nodig heeft ...