Imagining the blue light

‘Dit is het verhaal van de grootste leugen die ik ooit vertelde en van de grootste waarheid die ik ooit ontdekte.’ Met deze woorden kondigt Vikram Gandhi zijn documentaire film Kumaré aan.

De leugen is duidelijk. Als tweede generatie Indische Amerikaan begrijpt hij niet waarom zoveel Amerikanen zich willen toeleggen op yoga, meditatie en al die dingen waar hij zich nu net probeert van los te maken. Hij kan er helemaal niet bij dat ze daarbij kritiekloos achter allerlei goeroes aanlopen.

In een poging om te bewijzen dat alle goeroes nep zijn en dat iedereen een goeroe kan zijn, besluit hij zelf goeroe te worden. Hij laat zijn haar en baard groeien, trekt een oranje kleed aan en probeert het Indische accent van zijn oma na te bootsen. Hij verbastert zijn tweede naam, Kumar, tot Kumaré. Samen met een yogalerares en een andere actrice trekt hij als Sri Kumaré, met een staf in de hand, de wijde wereld in op zoek naar leerlingen.

On the fly vindt hij teachings uit. Hij fantaseert de ‘Kumaré Soetra’ met spiritueel klinkende nonsens: ‘De zoeker die de leraar vindt, laaft zich aan de melk der wijsheid.’ Hij vindt ter plekke ‘the blue light’ uit, een blauw licht van pure liefde dat hij in zich draagt en kan uitstralen naar anderen. Tot zijn verbazing ervaart iedereen dit, puur fictieve, blauwe licht.

De film begint hilarisch. Wanneer steeds meer mensen hun diepste zieleroerselen aan hem toevertrouwen, wordt het menens. Naar het einde toe, als het ogenblik nadert waarop hij zijn eigen leugen moet doorprikken, wordt het penibel.

Tot daar de leugen. Maar wat is de waarheid die hij ontdekt?

Om te beginnen realiseert hij zich dat de ontmoetingen die hij als Kumaré met mensen heeft, veel intenser, veel ‘echter’ zijn dan eender welke ontmoeting die hij als Vikram Gandhi had.

En dan, dan komt hij tot de ontdekking dat hij het blauwe licht zelf ervaart …

Er zijn mensen die godsbewijzen geschreven hebben en er zijn mensen geweest die gemeend hebben te moeten bewijzen dat God niet bestaat. Maar over het blauwe licht is geen discussie. Dat is fictie, dat is inbeelding. Hoe kan het dan dat hij het zelf gaat ervaren?

Vikram Gandhi lijkt hier op een leerling tovenaar die, als een jonge Harry Potter, al spelend met een toverstaf zwaait en plots allerlei onverklaarbare verschijnselen rond hem ziet gebeuren. Of op een jongen die voor een weddenschap een meisje probeert te verleiden, niet omdat hij op haar verliefd is, maar louter om te bewijzen dat hij het kan. En dan ontdekt dat hij ’s nachts wakker ligt omdat hij enkel nog aan haar kan denken.

Al spelend raakt hij aan een menselijke realiteit die reëler is dan hij zelf beseft. Zo raakt hij die realiteit bij anderen aan en wordt hij tot zijn eigen verbazing zelf geraakt in … Ja, in wat? We hebben er geen goede woorden voor. Als we beginnen met woorden als religie, spiritualiteit, het sacrale dan komen we in een oeverloze discussie uit over wat wat betekent.

En toch, overal ter wereld vind je schrijnen, tempels, kerken, praktijken, priesters, leraars … Telkens herkennen we dat als religie, maar als we religie proberen te definiëren komen we er niet aan uit. Zelfs de grote wereldreligies zijn nooit tot een gemeenschappelijke definitie van religie kunnen komen.

Misschien kunnen we van de nood een deugd maken. Als niemand kan zeggen wat religie is, dan kunnen we het woord ook in al zijn vaagheid en ondefinieerbaarheid gebruiken om te verwijzen naar … naar iets waar we nu eenmaal geen betere woorden voor hebben. Laten we kijken naar religie als een overal voorkomende menselijk activiteit.

Het is een activiteit die mensen diep kan raken. Daar kun je moeilijk om heen. Religie kan de heftigste menselijke emoties oproepen. Het kan tot liefde en haat leiden. Religie kan motiveren tot oorlog en tot zelfloze humanitaire actie. Het is dus niet iets om achteloos mee om te springen.

Het wordt, ook in de film, heel duidelijk hoe kwetsbaar mensen hierin zijn. Gelukkig is Vikram Gandhi een ‘eerlijke bedrieger’. Zijn intentie is duidelijk maken dat niemand een goeroe nodig heeft. Een filmcriticus merkte scherp op: ‘hij is wel heel anders dan alle andere goeroes die ik gekend heb want hij vraagt geen geld, zegt zijn leerlingen niet wat ze moeten doen, misbruikt zijn macht niet en heeft geen seks met zijn studenten’. Vikram Gandhi zei hierover zelf in een interview: 'Voor nepgoeroes gelden veel strengere regels dan voor echte goeroes'.

We moeten niet ver kijken om de schade vast te stellen van echte goeroes. Veel mensen leven met een enorme spirituele hunker, waarmee ze zich als kind al heel eenzaam voelen. De traditionele religies zijn blijkbaar totaal van de mensen vervreemd geraakt. In plaats van de mensen te raken in waar ze zo naar hunkeren, wentelen ze zich in zelfbeklag. ‘De mensen hebben zich van God afgekeerd’ klinkt het dan. Zo spreiden ze een bedje voor Kumaré en alle anderen.

Diep geraakt en zonder kader of taal blijken mensen bereid tot alles. Deze menselijke realiteit is zo sterk dat mensen zelfs bereid zijn hun individuele autonomie op te geven en zich geestelijk, lichamelijk en seksueel te laten misbruiken. De vergelijking die we aan het begin maakten met verliefdheid is misschien nog zo gek niet.

Wat Vikram Gandhi wil aantonen is dat we het allemaal in ons hebben. Dat we geen machtsrelaties nodig hebben. Naarmate de film vordert wordt hij een steeds sterker pleidooi voor emancipatie.

Het is in onze tijd een vanzelfsprekendheid geworden dat seksualiteit niet thuishoort in machtsrelaties. Dat is nog niet zo lang zo. Pakweg 50 jaar geleden dacht men daar nog heel anders over. De notie ‘verkrachting’ binnen het huwelijk bestaat bij ons wel, maar zeker niet in alle landen. De huwelijkse plichten zijn niet langer plichten waaraan de gehoorzame echtgenote zich te onderwerpen heeft. Het idee alleen al klinkt onzindelijk in onze oren.

Zou hetzelfde niet moeten gelden voor de relatie tussen macht en religie? De basismetafoor in het Westen is die van de herder en zijn kudde. Kumaré toont aan hoe belachelijk simpel het is om dat in scène te zetten. Is het niet hoogtijd om in te zien hoe onzindelijk dat is, mensen die als een kudde schapen zich laten leiden door iemand die met een staf zwaait? Als we daarbij alleen maar de goeroes beschuldigen, blijven we ons gedragen als mekkerende schapen. Een leraar kan nooit meer macht hebben dan de leerlingen bereid zijn hem te geven.

Iemand kwam ontdaan terug van een intensieve zenretraite omdat de leraar gezegd had dat hij toch wel echt een probleem met autoriteit had. Maar als al die zenstudenten daar wat meer problemen mee hadden gehad, dan hadden we al die schandalen in zen niet moeten meemaken.

Dat wil niet zeggen dat er geen plaats is voor leraren. Ik heb zelf een diep respect voor veel mensen van wie ik heb mogen leren. Maar waarom zou je die persoon macht moeten geven? Misschien moeten we hier een onderscheid maken tussen natuurlijke autoriteit en macht, in de zin van ‘autoriteit verdient respect, macht eist het’.

Een waarheid die Kumaré ook zichtbaar maakt is dat een leraar respect verdient door het respect dat hij zelf opbrengt voor de leerling en door de tact waarmee hij met diens kwetsbaarheid omgaat.