Alternatief feit: 2+2=5, punt.

‘We moeten hem op zijn daden beoordelen, niet op zijn woorden.’ Het is een bizarre uitspraak. Spreken is een daad, en een belangrijke daad. Wanneer Sean Spicer aan de pers tegen alle evidentie in verklaart: ‘Dit was de grootste opkomst ooit bij een inauguratie, punt’, dan is dat een daad.

Een adviseur van Donald Trump, verdedigde Spicer door te zeggen dat hij niet gelogen had. Hij had alleen maar ‘alternatieve feiten’ gegeven’. Het is niet toevallig dat daarop ‘1984’ van George Orwell het meest verkochte boek werd op Amazon. Het is een roman waarin een dictatuur ieder zelfstandig denken probeert te ondermijnen. Een beproefde methode is: ‘2+2=5’. Als je iemand maar genoeg destabiliseert is hij uiteindelijk bereid dat te geloven.

Het boeddhisme kent iets als het ‘Juiste Spreken’. Dat is niet in de zin van ‘God ziet u, hier vloekt men niet.’ Ethiek in het boeddhisme gaat niet over mogen en niet mogen. Ethiek gaat over hoe ik lijden kan veroorzaken, of welzijn. Spreken is hier belangrijk genoeg om apart te noemen. Spreken is wat ons verbindt. Als we daar niet goed mee omgaan, tasten we de basis van ons samenleven aan.

Soms wordt juist spreken simpelweg gedefinieerd als niet liegen, maar er zijn ook meer genuanceerde uiteenzettingen. In de Palicanon legt prins Abhaya de Boeddha een vraag voor: ‘Zal de Boeddha ooit iets onvriendelijk of onaangenaams zeggen?’ (MN 58). Het is bedoeld als strikvraag. Als de Boeddha met ja antwoordt is hij niet beter dan een ander, als hij nee zegt, liegt hij zelf.

‘Deze vraag is niet met ja of nee te beantwoorden’, zegt de Boeddha. Vervolgens legt hij Abhaya een genuanceerde beslisboom voor. De eerste vraag is: ‘Is het waar of niet?’ ‘Als het niet waar is’, zegt de Boeddha, ‘zal ik niet spreken.’

Als het wel waar is, rijst de volgende vraag: ‘Is het heilzaam om het te zeggen?’ ‘Als het niet heilzaam is’, zegt de Boeddha, ‘zal ik niet spreken.’ Als het wel heilzaam is, rijst de vraag: ‘Is het aangenaam?’ ‘Als het aangenaam is, zal ik spreken. Als het niet aangenaam is, zal ik het juiste ogenblik kiezen en spreken.’

 

Beslisboom

 

‘Is het waar?’ Waar en onwaar zijn elkaars tegengestelde zoals licht en donker. Waarheid en leugen zijn zijn dat niet. Liegen is een onwaarheid voorstellen als waarheid. Een leugen doet zich voor als de waarheid.

Liegen moet je kunnen. De meeste mensen zijn niet zo goed in staat om congruent een onwaarheid te vertellen als was het de waarheid. Ze verraden zich in aarzelingen, merkbare spanning, in hun non-verbaal gedrag.

Spicer lukte er niet helemaal in om zijn ‘alternative facts’ als waar voor te stellen. Eigenlijk maakte hij zich onsterfelijk belachelijk. Dat pleit voor hem. Ergens had hij nog juist genoeg, of juist iets teveel, menselijkheid in zich. Volgens sommige bronnen werd hij door Trump zwaar op de korrel genomen omdat hij niet overtuigend genoeg overgekomen was. Echte psychopaten hebben meestal geen moeite met congruent liegen.

Het criterium voor waarheid is consistentie met de feiten. Maar als je congruent genoeg kunt liegen, zonder aarzelingen, zullen velen je geloven, zelfs wanneer ze met de feiten geconfronteerd worden. ’Sometimes we can disagree with facts’, zo probeerde Spicer zich achteraf nog te redden.

Wat hier gebeurt is meer dan liegen. Een leugen kan door de feiten tegengesproken worden. Liegen oog in oog met de feiten is een aanval op de waarheid zelf. Het is een aanval op de verifieerbaarheid van de waarheid, op het principe van consistentie.

De persconferentie van Spicer is maar een onbeduidend voorbeeld van wat we de laatste tijd op grote schaal zien gebeuren, ook hier bij ons. We worden overspoeld met onwaarheden en inconsistenties waardoor de notie van verifieerbaarheid zelf in het gedrang komt.

Onverborgen, vlak voor onze neus, zijn mensen bereid om een bom te leggen onder een fundament van menselijk samenleven. Het is uitermate schokkend dat iemand daartoe bereid is, het is nog schokkender dat velen dat gewoon niet zien en voor lief nemen.

‘Is het heilzaam?’ Ik heb vaak mails niet verstuurd en tweets niet getweet, niet omdat ik dacht dat ik ongelijk had, maar omdat ik mij realiseerde dat niemand er beter van zou worden. Het is verleidelijk om in mijn groot gelijk de ander met de waarheid te lijf te gaan. Het vraagt een voortdurende aandacht en omzichtigheid.

‘Draagt dit bij tot welzijn, of niet?’ is een moeilijke vraag waar we vaak geen zwart-wit antwoord op kunnen geven, en die we dus voortdurend moeten blijven stellen. Ook nu ik dit schrijf stelt zich de vraag: ‘Help ik hier iemand mee?’. Ik denk van wel, anders zou ik nu ophouden, maar de vraag blijft open.

‘Is het aangenaam?’ Misschien blijven teveel aangename en heilzame waarheden ongezegd. Ondanks alles is er veel goedheid en menselijkheid in de wereld. In de chaos en verwarring die we te zien krijgen, riskeren we dat uit het oog te verliezen. We hebben, denk ik, een grote verantwoordelijkheid om menselijkheid en goedheid zichtbaar te maken.

Het is alleen maar vanuit die menselijkheid en goedheid dat we onheil kunnen vermijden. Een samenleving heeft nog altijd een soort veerkracht die kan beletten dat haar fundamenten onderuitgehaald worden.

Wanneer is het juiste ogenblik om het onaangename te zeggen? In het United States Holocaust Memorial Museum kun je de volgende tekst lezen:

First they came for the Socialists, and I did not speak out—
Because I was not a Socialist.

Then they came for the Trade Unionists, and I did not speak out—
Because I was not a Trade Unionist.

Then they came for the Jews, and I did not speak out—
Because I was not a Jew.

Then they came for me—
and there was no one left to speak for me.

Ik denk dat het nu het juiste ogenblik is om te spreken.